doofpot

Waargebeurd verhaal: Je bent niet dood!

Door doofpotwmo | 2 September 2017

Lig ik midden in de dag wat te slapen op mijn 450e dag plat in bed als een helse ringtone een abrupt einde maakt aan mijn vlucht in dromenland. Ik schrik me rot want mijn telefoon staat standaard uit sinds ik vorig jaar enige insulten gehad heb en sindsdien moeite heb met praten.

Ik kijk op het schermpje en zie dat een WhatsApp call de oorzaak is van de herrie en dacht nog: dan zal het wel verdraaid dringend zijn! Ik ben echt geen noob maar ben nog nooit via dat medium gebeld. Druk op het ‘answer’ knopje en zeg “hallo?” waarna ik  tussen immense herrie en discussies aan ‘gene zijde’ luid geroep hoor:

“She’s not dead, she’s not dead, she’s alive!”

Ik was nog niet geheel wakker maar nu echt wel beduusd en kreeg dus echt wel even zo’n wtf momentje! Dood!? Hoezo dood?!

“Your son messaged us you died… thank God, thank God you’re alive!”

Perplex.

Mijn “vrienden” in het buitenland, te weten de halve staf van een hotel tegenover een ziekenhuis waar ik altijd verblijf voor pijnbestrijdingsbehandelingen. Ik ben doormijn eigen specialisten ‘therapie-resistent’ verklaard in 2004 en ging zienderogen, zwaar progressief achteruit tot ik in het buitenland zat om bij te komen van ene helse winter hier en letterlijk van een stoel donderde waarna ik een behandeling kreeg die wel zeer positief uitwerkte op mijn aandoening. Een behandeling die hier resp. niet beschikbaar is, niet kan of niet mag. Zelfs niet als je daardoor je pijnbestrijding voor een paar maanden terug kunt brengen naar 25%. Kwaliteit van leven is ook een dingetje beste dokters!

Enfin, sinds dat (on)fortuinlijke moment verblijf ik daar wanneer dat kan en betaal- en haalbaar is. Niet bepaald vakanties. Zo’n pijnbestrijdingstraject is zwaar invasief en je ziet geen strand of restaurant, je verblijft een week in bed. Maar goed verzorgd door de ‘broeders’ van het hotel.

Allemaal willen ze me horen om er zeker van te zijn dat ik het echt ben. De telefoon gat van hand tot hand en zo het blijkt is de tuinman, de beach guard, de manager, een ober, de guest relations officer,een poetser,een security officer en zelfs de portier aanwezig in de lobby om met de telefoon van de chef de cuisine even (nou ja even) bij te praten.

En iedereen is boos op de towel-boy die de vraag aan een van mijn kids gesteld zou hebben hoe is het met je moeder? Nadat ze me gehoord hebben verneem ik enige ‘not so pleasant’ verwijten richting de jongeman en roep mijn kids.  Maar die weten van iets.

Tot me ineens invalt dat ik een maand of wat geleden wat saldo op die buitenlandse simkaart gezet heb om het nummer te behouden. Kennelijk te laat. Want even na dat upgraden van dat beltegoed bedankte me een onbekende voor de pecunia per email want per SMS was hij opde hoogte gesteld ” this and this person (emailadress) transfered 10 Euro to your account.” Niet getreurd edoch maar blij dat ik iemand happy heb gemaakt met wat beltegoed. Het was te verwachten. Ik ben al lang niet meer voor mijn pijnbestrijding terug kunnen gaan en dan verlies je je telefoonnummertje natuurlijk.

De chef de cuisine zet mij op de speaker zodat iedereen mee kon luisteren terwijl ik uitleg dat misschien de towelboy dat nummer gebruikt heeft om te appen en een moederloze landgenoot die vraag gesteld heeft?

Er klinkt een luid, begrijpend en opgelucht “Oooooh” in koor. De towelboy wordt er weer bij gehaald door de manager en mijn vermoeden bleek juist, hij had mijn aldaar lokale cellphone geappt. Hij had nog verder proberen te appen, maar werd geblokt na de mededeling op zijn vraag hoe gaat het met je moeder: “She’s dead”-verklaring en voila de hele tent binnen 5 minuten letterlijk op zijn kop.

Uiteindelijk iedereen opgelucht en heerlijk met mijn vrienden even bij te praten. Ze misten me en ik hen ook. Elke dag.

’s Avonds lig ik -uiteraard nog steeds plat in mijn bed-erover na te denken tot ik in tranen uitbarst. Niet vanwege de shoquerende mededeling dat men dacht dat ik dood was. Ook niet om de grote zorgen en onrust door de enigszins ongelukkige samenloop van gebeurtenissen waar we snel uit waren en de blijdschap en opluchting dat drama deed vervliegen.

 

Ik heb gebruld…

Omdat het in en in triest is dat je in Gemeente Leudal rustig maanden dood in je huis zou kunnen liggen zonder dat je buren het überhaupt zouden bemerken.

Dat ik in een gemeente woon die elke nagel die bijdraagt aan mijn eventuele doodskist letterlijk niet ongeslagen laat. Niet wil communiceren en maar wat blij zou zijn als ik het loodje zou leggen. En dan echt niet omdat ik sinds een maand of 3 blog  maar meer omdat men mijn protest alhier als “contraproductief” betiteld en sanctioneert met doodzwijgen en weigeringen, tegenwerking in een strijd die al langer als 3 maanden duurt. Een strijd om menswaardigheid en de hulp of middelen daartoe. Om te participeren wat ik al 450 dagen niet kan doen.

En de nagels blijven maar komen. Zelfs de zorg of begeleiding, het vervoer om alhier naar een ziekenhuis te gaan worden gefrustreerd, verdaagd, gestuit met artikelen uit de AWB terwijl alle gedragingen van gemeente Leudal juist wijzen op het volslagen facultatief verklaard hebben van die hele wet. Om maar te zwijgen van morele of wettelijke zorgplichten die een decentrale overheid zo toch lijkt te horen hebben.

 

Ik dagdroomde…

“What if” de gemeente Leudal nou eens echt begaan was met kwetsbare en zwaar progressief gehandicapte mensen en de mentaliteit had van die ‘broeders’ in dat hotel?

En de mensenmens Wethouder Verheul alhier, niet teruggefloten wordt door ‘passing-by’ en half miljoen euri kostende managers in damage controlmode het werkvolk aldaar op eendere wijze de lobby in riep “Verzamelen!” en eens even net zo kordaat een einde zou maken aan onduidelijkheden. Zoals die over mijn vermeende dood.

Maar ja. De wake-up call kwam al snel. Dat gaat hier niet subiet gebeuren met de huidige afsnouw en wantrouw-cultuur.

Onmogelijk is het absoluut niet. De Burgervader deed het in 2009 toen ikde wanhoop nabij mij ter gemeentehuis begaf en hij aldaar elke betrokkene op het matje riep terwijl ik wachtte. Om binnen enige dagen een eendere crisis te beslechten.

Ik lig nu 452 dagen plat na ongevallen door uitblijvende voorzieningen of zorg, bedolven onder stapels dossiers en papieren. In en naast mijn bed te vechten voor de voorwaarden om een enigzins menselijk bestaan met wat waardigheid te bereiken. Om absolute basisbehoeften en voorzieningen te verkrijgen. En wellicht wordt dit gevecht mijn dood.

Maar ja…. met de woorden van Ramses Shaffy “Ooit zal ik wel een keertje sterven, daar kom ik echt niet onderuit!” wil ik aangeven dat ik me ook daar net zo min druk over maak als Ramses.

 

Ik had nog dromen, ja echt!

Ik heb ze nog wat van die ‘dromen’. Dat ik eens naar buiten kom zonder dat dat per ambulance is. Dat ik een keer met mijn kids naar een vette film of een heus concert kan gaan, dat is een eeuwigheid geleden. Dat ik mijn nieuwe jurk die ik drie jaar geleden in de opruiming kocht en waar het afprijskaartje nog aanhangt nog eens aan kan doen. Misschien volgende zomer. Het wordt nu tenslotte weer te koud.

Mijn bucketlist is niet meer zo lang, niet meer zo bizar en veeleisend al helemaal niet meer.  Met de beperkingen en vooral de tegenwerking worden niet enkel lijf en leden, maar ook de dromen gereduceerd.

Ik hoop dat ik die droom over die gemeente die echt ‘ondersteuning’ gaat bieden met inachtname van de regels omtrent garanties tot ‘hoogst haalbare’ gezondheid, preventie en met enig respect toch nog eens langskomt. Misschien vannacht…

En droom of niet. Deze gemeente vergeet dat ik mentaal nooit vermoeid raak, noch op ga geven. Ik ben een moeder en dus een vechter al zou ik  liever tot andere dingen in staat gesteld worden dan mijn dagen te slijten met de tegenwerking en het vechten tegen voorkoombare achteruitgang, die weer te accepteren en met de resten ervan toch weer door te gaan.

“To live is to suffer, to survive is to find some meaning in the suffering” zei Friedrich Nietzsche.

Nee, het lachen is me dan ook nog niet vergaan. Hoewel de betekenis en achterliggende bedoelingen van de behandeling die de gemeente Leudal een gehandicapte laat ondergaan nagenoeg gelijk staan aan mishandeling. Geestelijk wel zeker, en lichamelijk gelijk staat aan verwaarlozing, ik nog elke dag in steeds kleinere gebeurtenissen de zegeningen ga zien.  Zoals om dat telefoontje waarna zoevelen blij zijn dat ik niet dood ben.

Dank ik God dat ik niet ben zoals zij die over mij (voor)oordelen zonder mij te (willen) kennen maar wel mijn leven onmogelijk maken zonder de mogelijkheden na te streven.

 

Triest…

Het is triest. In en in triest, dat overheid dusdanig met mensen omgaat. En hoe degenen die het in hun macht of competentie ligt op dat pluche blijven zitten de regerende leugen volhouden om vooral geen gezichtsverlies te lijden. Al kost dat het welzijn van een mens en al diegenen daarom heen.

Want ja, praktisch ben ik een dood gestorven, de mort civile. Ooit onderdeel van de Code civil” en halverwege de negentiende eeuw afgeschaft, behalve in Gemeente Leudal, alive and kicking om de mondige burger monddood, submissive of echt onder de zoden te krijgen door verwaarlozing en meer. Zonder gewetensbezwaren mind you!

Het is nog triester, dat er duizenden kilometers verderop, mensen zijn die meer empathie vertonen dan in een gemeentehuis 120 meter van je eigen huis die weigeren die paar meter te overbruggen om met je te komen praten. Het aldaar geen mens iets boeit of je leeft of al begraven bent.  Geen hoop kennen voor een ander waar een stel ‘vreemden’ zelfs hoop houdt en je gaat bellen,  zèlfs als ze ècht denken dat je morsdood bent!

Ik was dus tijdelijk dood gewaand. Ergo dood, ook daar heb ik -wat de gemeente best wel weet- al menig maal heel dicht tegenaan gezeten. Om als een feniks weer terug te keren dus ja, voorlopig blijf ik jullie zorg.

En ja ook gaat ooit die overdrachtelijke lamp echt wel eens uit. Maar tot die tijd hoop ik dat dat niet hier in NL gebeurt maar ergens in de buurt van vrienden met hoop en menselijkheid. Want ooit na deze of een volgende “herrijzenis”, hoop ik onder mededeling van een #ikvertrek-tweet deze Nederlandse samenleving (ooit het boegbeeld van tolerantie en vooruitstrevendheid) die nog zieker is geworden dan ik ben(!), de rug toete keren om daaropvolgend nòòit meer om te kijken.

En als ik dan die laatste vlucht maak, zal ik voor alle achterblijvers met een schietgebedje de hogere macht vragen dat hen mijn lot vooral bespaard mag blijven.  Of dat ze anders, minstens enig besef krijgen het geluk van gezondheid te waarderen en vooral een ander dat òòk te gunnen.

Want hoe je ook in dit leven staat en hoe gezond je nu denkt te zijn:
Het achterhaalt ons, dat verval, including al diegenen in Gemeentehuis Leudal.

 

sharingcaring

%d bloggers liken dit: