Een ingezonden brief: Oud worden, Oud zijn
LEUSDEN | Februari 2007 stonden wij (mijn man zaliger) en ik in de Leusder Krant als ‘het liefste paar van Leusden’. Wij trouwden namelijk 23 februari 2007. Mijn lieve man en ik waren 10 jaar heel gelukkig met elkaar. Wel hebben wij heel wat moeten doorstaan.
In 2012 kreeg mijn man een herseninfarct en werd min of meer totaal invalide. Mijn stoere, bezige man zat jaren in een rolstoel. Maar, ondanks alles, we konden het leven nog aan. Ik was zijn mantelzorg, tot de dood ons scheidde. Op 13 juni is mijn man in zijn slaap heengegaan. Ik ben en moet dankbaar blijven dat hem een langdurig ziekbed bespaard is gebleven. Wat betreft de verpleegsters en verplegers van de zorginstellingen: niets dan lof. Zo geduldig en liefdevol waren zij.
AFVAL Helaas komt nu een ander onderwerp betreffende de ouderenzorg: afval. Toen mijn man nog leefde, had hij door zijn ziekte ettelijke vuilniszakken per week nodig voor alle incontinentiemateriaal. Daar kwam nog het gewone restafval bij.
De Goudplevier is een lange straat, langs het kanaal heet het ook nog Goudplevier. Zonder te kijken of contact te hebben met de bewoners, werden containers geplaatst aan de Asschatterweg, terwijl er ook ruimte zou zijn geweest bij een ingang van de dijk die door slecht beleid nogal toegetakeld werd om mensen te laten zien ‘wat een loopgraaf is’!
Ik maakte mij zorgen over hoe ik als 89-jarige toch al die zakken in de containers moest krijgen. Fietsen doe ik niet meer en ook autorijden behoort niet meer tot de mogelijkheden. De gemeente besloot toen mij een huishoudelijke hulp gratis toegang te geven, op grond van de toestand van mijn man en mij (ik ben hartpatiënt). Alles zou de volgende maand ingaan.
Direct na het heengaan van mijn man werd mij bericht: ,,Sorry, geen huishoudelijke hulp meer.” Alles moest ik zelf regelen en uiteraard wil je hulp hebben voor het wegbrengen van de vuilniszakken. Trek dan de knip maar open!
PUNT 2 Wegens zijn ziekte had mijn man een verstelbaar bed in bruikleen. Het bed werd opgehaald de 16e juni. Alle onderdelen lagen in de kamer verspreid. De man die het bed moest meenemen, wapperde opeens met een papier en zei: ,,De beugels moet ik hebben!” Nooit van beugels gehoord, overal kijken naar beugels, niets! ,,Dan kost het u over de honderd euro plus nog eens voorrijkosten!” Ik was echt sprakeloos, geen greintje mededogen. En dat heet ‘zorg’. De beugels kwamen nét op tijd uit een lade. Mijn man had ze namelijk keurig opgeborgen, al had hij geen idee waar die dingen voor waren.
PUNT 3 De rolstoel. Twee jaren heb ik getracht een betere rolstoel voor mijn man te krijgen. Diverse lieden kwamen en gingen met meetlatten en beloften. Een maand of twee geleden zou het er eindelijk van komen, nogmaals meten en taxeren. De weken gingen weer voorbij en nu hoeft het niet meer. Maar… nauwelijks was Jan heengegaan of ik ontving twee brieven: ,,De rolstoel moest terug.”
Ik vond het nogal ongepast, dat ze dit zó vlug wilden regelen. Eerst zou men weken later de stoel ophalen, maar nu wilde ík hem héél vlug uit mijn huis hebben. Op donderdag zou de stoel worden opgehaald. De héle donderdag gewacht; telefoontjes werden afgebroken. Eindelijk contact: volgen de week (donderdag)? Tussen 1 en 6 uur. Onvriendelijke mensen, héél chaotische club: De Thuiszorgwinkels.
Dit is mijn visie op de zorg… Ik hoop dat de Goede God mij meer leed wil besparen.
Ingezonden brief aan Leusder Krant door M.C van der Horst-Leurs, Leusden